De laatste zuil van Nederland

In het Catharijneconvent in Utrecht is t/m 22 september de tentoonstelling ‘Bij ons in de Biblebelt’ te zien, zo stond deze week in nrc.next. Hoewel internet en smartphone een kantelpunt zijn gebleken en de kunstwerken laten zien dat de reformatorische wereld inmiddels in de postmoderne tijd is beland, staat de zuil nog als een huis. Deze constatering werd vorige week nog eens bevestigd in dezelfde krant.

Een geïnterviewde huisarts uit Streefkerk, Biblebelt-dorp in de Alblasserwaard met veelal bevindelijk gereformeerde inwoners waar ook de laatste polio-uitbraak plaatsvond, verklaart dat zijn patiënten veelal protestants-christelijk zijn en juist daarom graag naar het protestants-christelijke Ikazia ziekenhuis gaan. “Die gaan echt niet naar het katholieke Franciscus”, aldus de dokter.

Wat is er aan de hand? Kort gezegd dreigt het Ikazia ziekenhuis in Rotterdam-Zuid op korte termijn door haar ingekochte zorg te raken omdat het ziekenhuis zo populair is bij protestants-christelijke patiënten uit de regio. Op website “Zorgkaart” scoort het Ikazia een 8. Twee nabijgelegen ziekenhuizen, ook Rotterdam, scoren een 7,4 en het Erasmus MC een 7. Zelf heb ik goede ervaringen met het Sint Franciscus Gasthuis in Rotterdam-Noord en dat scoort een 7,9. Min of meer gelijkwaardig dus aan het Ikazia maar het grote verschil zit in de geloofsovertuiging.

Om in het jargon te blijven, het is een ‘zegen’ voor een kleinere stad als Woerden waar dit niet speelt. Voor een deel wél zelfvoorzienend op gebied van ziekenhuiszorg maar zonder die geloofsproblematiek.  Toch las ik onlangs tot mijn verbazing dat veel mensen een dergelijke keuze juist een groot goed vinden. Sterker nog, een voorwaarde. En ik maar denken dat de verzuiling grotendeels voorbij was. Dus dook ik er verder in. Zo stuitte ik op ‘n artikel in ‘t Reformatorisch Dagblad uit 2015 over Gelovige Ziekenhuizen.

In dat artikel komt naar voren dat ‘het ziekenhuis als zodanig’ is ontstaan vanuit de christelijke traditie. De eerste ‘gasthuizen’ werden vanaf de Middeleeuwen vanuit kerken opgericht. Het waren vooral ziekenzalen voor de armen. Artsen hadden hun praktijk aan huis en gingen in het gasthuis de beddenrijen langs. Door toenemend gebruik van voortschrijdende techniek en verdere specialisatie kwamen de artsen ín het ziekenhuis te werken en ontwikkelde het gasthuis zich tot een complex medisch-technisch bedrijf, het huidige ziekenhuis. Doorredenerend wordt dan ook de vraag gesteld: “Heeft het besturen van een ziekenhuis nog iets met geloof te maken?”

Daar is onder meer in Duitsland onderzoek naar gedaan en dit verklaart dat in protestante ziekenhuizen complexere behandelingen worden gedaan dan in katholieke. Bij de katholieken worden wel meer, dus grotere aantallen patiënten behandeld. Dat zou een bewuste strategie zijn die voor een belangrijk deel stoelt op de geloofsovertuiging. Ik heb hier nooit bij stilgestaan, maar doorverwijzingen naar het Ikazia ziekenhuis betreffen vooral hartpatiënten die behandeld willen worden door goede cardiologen. Nou is cardiologie best een complexe materie, dus lijkt het verhaal wel te kloppen.

Tot slot wordt in het Reformatorisch Dagblad nog gesteld dat neutrale organisaties simpelweg niet bestaan omdat er geen neutrale mensen zijn. Alleen wie antwoord kan geven op de vraag waarom hij op deze aarde is, heeft toekomstperspectief. Dat er in het Rotterdamse Oogziekenhuis, waar de schrijver van het artikel – ‘n protestants-christelijke Zeeuw – werkt, én grote aantallen én vergaande specialisatie worden geleverd wordt op het conto van de Nederlandse poldertraditie geschoven.

Het zóu kunnen en dat is maar goed ook, lijkt mij. Want wie door een ongeval of een plotseling ernstig voorval in een “112-situatie” verzeild raakt, is niet bij machte om het geloof of de achtergrond van de hulpverlener dan wel de hulpverlenende instantie even na te trekken. Of nog erger, eventueel op basis van een ‘mismatch’ de geboden hulp te weigeren. Zo bezien krijgt de naam Streefkerk aan het eind van dit verhaal ineens een veel diepere betekenis.

Nico Ramaer